WIA

De Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, de WIA, verzekert een werknemer tegen loonverlies door langdurige ziekte. Langdurig is in dit verband minimaal 2 jaar - de eerste 2 jaar van ziekte ontvangt de werknemer loon van de werkgever of een Ziektewetuitkering. Of iemand arbeidsongeschikt wordt bevonden, hangt af van het verschil tussen wat de zieke werknemer nog in staat is om te verdienen, en wat deze werknemer verdiende voordat hij of zij ziek werd.
De WIA is dus een verzekering tegen loonverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

Wachttijd

De eerste 2 jaar van ziekte, van niet kunnen werken, is de werkgever verantwoordelijk voor terugkeer in (aangepast) werk. Dat is geregeld in de Wet verbetering Poortwachter (zie ook www.stichtingbwn.nl/ziektewet). De werkgever is verantwoordelijk voor de loondoorbetaling en gedurende deze 2 jaar geniet de werknemer ontslagbescherming; hij mag niet worden ontslagen.

Als in deze periode van 2 jaar de arbeidsovereenkomst afloopt, of de werkgever gaat failliet, neemt UWV afdeling Sociaal Medische Zaken de re-integratieverplichtingen en de loondoorbetaling over.

Na 2 jaar volgt een beoordeling door UWV

Deze 2 jaar wordt ook wel de wachttijd genoemd; de wachttijd voordat de verzekering (de WIA) kan ingaan.

 


WIA-beoordeling

Voorafgaande aan de WIA-beoordeling beoordeelt UWV eerst of de werkgever voldoende heeft gedaan om de werknemer te re-integreren - terug plaatsen in eigen aangepast of in ander passend werk bij de eigen werkgever òf in ander passend werk bij een andere werkgever. Is dit niet het geval dan legt UWV een loonsanctie op en moet de werkgever de werknemer in dienst houden en het loon nog gedurende maximaal 1 jaar door betalen.

De beoordeling voor de WIA wordt gedaan door de afdeling Sociaal Medische Zaken van UWV.  En deze beoordeling wordt uitgevoerd door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.

Allereerst legt de verzekeringsarts vast wat de mogelijkheden en beperkingen van de werknemer zijn in relatie tot arbeid. Hiervoor wordt een gestandaardiseerd formulier gebruikt: de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Het functioneren wordt op zes onderdelen beoordeeld, namelijk:

  • persoonlijk functioneren
  • sociaal functioneren
  • aanpassing aan fysieke omgevingseisen (de werkplek)
  • dynamische handelen (bewegen)
  • statische houdingen (zitten en staan)
  • werktijden

Vindt de arts dat er geen mogelijkheden meer zijn om te werken? Dan stopt het beoordelingsproces hier. De (ex-)werknemer is volledig arbeidsongeschikt. 

De tweede stap is aan de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige legt eerst vast welk werk de werknemer deed toen hij ziek werd; met andere woorden, wat is de verzekerde arbeid. Dit noemt de arbeidsdeskundige de maatman. Daarna wordt bepaald wat het loon was dat bij de verzekerde arbeid hoorde – het maatmanloon.

Als dit is vastgesteld gaat de arbeidsdeskundige zoeken naar een passende en gangbare functie; een functie passend bij de mogelijkheden en beperkingen in arbeid zoals in kaart is gebracht door de verzekeringsarts in de FML. De arbeidsdeskundige beschikt hiervoor over een functieclassificatiesysteem waarin duizenden functies zijn beschreven in termen belasting en belastbaarheid (het CBBS). De functies in dit systeem zijn gangbare functies dat wil zeggen dat ze verspreid in Nederland voor komen, in ieder geval in iedere regio (Nederland is daarbij verdeeld in 7 regio's) tenminste 1 keer. Het zijn dus geen vacatures.

Als de arbeidsdeskundige meerdere functies gevonden heeft die passend zijn binnen de FML en die ook in de regio actueel aanwezig zijn, bepaalt hij het salaris dat bij die functies hoort. Zo stelt de arbeidsdeskundige vast wat de werknemer nog zou kúnnen verdienen, de resterende verdiencapaciteit, en daarmee ook wat zijn loonverlies is, het percentage arbeidsongeschiktheid.

Voorbeeld: in zijn oude werk verdiende de werknemer €20,00 bruto per uur. In een nieuwe, passende maar eenvoudigere functie zou hij nog €10,00 per uur kunnen verdienen. Dan is zijn resterende verdiencapaciteit €10,00 en zijn percentage arbeidsongeschiktheid 50%

Arbeidsongeschiktheidsklassen

Met de WIA-beoordeling is het percentage arbeidsongeschiktheid (lees het percentage loonverlies) vastgesteld. De WIA kent 3 klassen van arbeidsongeschiktheid, met een bij elke klasse behorend uitkeringsrecht.

  • 0 – 35 % arbeidsongeschiktheid  - Werknemers die na de WIA-beoordeling in deze klasse vallen hebben géén recht op een WIA-uitkering. Er is wel nog een mogelijk recht op een WW-uitkering.
  • 35 – 80 % arbeidsongeschiktheid - Werknemers in deze klasse hebben wél recht op een WIA-uitkering èn kunnen nog een deel van hun oude loon verdienen in aangepast werk – de zogeheten Resterende Verdien Capaciteit (RVC).
  • 80 – 100 % arbeidsongeschiktheid - Werknemers in deze klasse hebben wél recht op een WIA-uitkering maar worden niet meer in staat geacht een deel van hun oude loon te verdienen – de zogeheten Resterende Verdien Capaciteit (RVC) bedraagt €0,00.

Voor een deel van deze groep verwacht de verzekeringsarts dat herstel op termijn mogelijk is; de arbeidsongeschiktheid is op beoordelingsmoment wél volledig maar níet duurzaam. Voor een ander deel heeft de arts geoordeeld dat herstel ook op termijn niet mogelijk is; de arbeidsongeschiktheid is niet alleen volledig maar ook duurzaam.

Uitkeringssoorten

De WIA kent 2 uitkeringssoorten, de WGA voor (ex-)werknemers met arbeidsvermogen (nu of in de toekomst) en de IVA voor (ex-)werknemers die volledig én duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

De duur van de WIA-uitkeringen is in principe tot aan de AOW gerechtigde leeftijd. De WIA-uitkeringen kunnen wel wijzigen of eindigen als gevolg van wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid. Dat kan worden vastgesteld na een herbeoordeling door UWV (VA en AD) of op praktische gronden als gevolg van verdiensten (inkomen uit arbeid).

 


WGA-uitkering

WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. Deze uitkering is bedoeld voor (ex-)werknemers die meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn, maar wel nog mogelijkheden hebben (nu of op termijn) een deel van hun oude inkomen te verdienen.

De WGA kent meerdere fasen.

LGU - LGU staat voor Loon Gerelateerde Uitkering

De LGU is feitelijk het opgebouwde WW-recht. De hoogte is gelijk aan de WW - 70% van het laatstverdiende loon en de duur is ook gelijk aan de WW. (ex-)Werknemers met een Resterende Verdien Capaciteit (RVC), die dus in de klasse 35-80% zitten, worden geacht te zoeken naar passend werk. Dit kan met ondersteuning van UWV WERKbedrijf (zie ook www.stichtingbwn.nl/re-integratiedienstverlening).

LAU1 - LAU staat voor Loon Aanvullings Uitkering

Aan het einde van de LGU-periode (UWV noemt dit het omslagpunt) kijkt UWV of de (ex-)werknemer zijn restverdiencapaciteit benut. Met andere woorden: verdient de (ex-)werknemer dat wat hij volgens de arbeidsdeskundige in de WIA-beoordeling kán verdienen (de RVC)? Is dat het geval, verdient de (ex-)werknemer 100% of meer van zijn RVC, dan komt na de LGU de LAU1. (let op: ook de (ex-)werknemer in de klasse 80-100% komt na de LGU in de LAU1; hij benut immers zijn resterende verdiencapaciteit die €0,00 bedraagt.)

De hoogte van de deze uitkering, LAU1, bedraagt 70% van zijn WIA-maandloon minus de inkomsten van de (ex-)werknemer. Het WIA-maandloon is het gemiddelde loon dat de (ex-)werknemer verdiende in het jaar voorafgaande van zijn arbeidsongeschiktheid (let op! dit is een ander bedrag dan het maatmanloon, het verzekerde loon dat de arbeidsdeskundige gebruikt om het loonverlies en daarmee de restverdiencapaciteit vast te stellen).

In een formule uitgedrukt: LAU1 = 0,7 x (WIA-maandloon – verdiensten)

Naast de uitkering ontvangt de (ex-)werknemer natuurlijk ook nog zijn loon.

LAU2

Verdient de (ex-)werknemer tussen de 50% en de 100% van zijn RVC, dan komt na de LGU de LAU2. De hoogte van deze uitkering, LAU2, bedraagt 70% van het WIA maandloon minus de resterende verdiencapaciteit.

In een formule uitgedrukt: LAU2 = 0,7 x (WIA-maandloon – RVC)

Naast de uitkering ontvangt de (ex-)werknemer natuurlijk ook nog zijn loon.

 VVU - VVU staat voor VerVolg Uitkering

Verdient de (ex-)werknemer minder dan 50% van wat hij zou kunnen verdienen volgens de WIA-beoordeling (zijn RVC), dan volgt na de loongerelateerde uitkering (LGU) de vervolguitkering (VVU). De hoogte van deze uitkering hangt af van zijn percentage arbeidsongeschiktheid en bedraagt een percentage van het wettelijk minimumloon (WML). De VVU kent 4 arbeidsongeschiktheidsklassen met daaraan gekoppeld een percentage van het WML.

Arbeidsongeschiktheidspercentage

Percentage WML

35-45%

28%

45-55%

35%

55-65%

42%

65-80%

50,75%

Als de (ex-)werknemer ook inkomen uit arbeid heeft (en die is minder dan 50% van zijn RVC), mag hij/zij dit inkomen volledig houden.

Re-integratie, scholing

“De divisie WERKbedrijf houdt zich bezig met arbeidsbemiddeling en re-integratie.” UWV WERKbedrijf is dus verantwoordelijk voor de re-integratie van (ex-)werknemers in de WGA. Hiervoor kan zij re-integratietrajecten en scholing inzetten. De re-integratietrajecten worden uitgevoerd door een re-integratiebedrijf; wélk bedrijf wordt beslist in samenspraak tussen UWV en (ex-)werknemer.

Globaal bestaat de re-integratie ondersteuning uit:

  • ondersteuning bij maatschappelijke participatie
  • ondersteuning bij ‘werkfit’ worden
  • ondersteuning bij het zoeken naar werk

Daarnaast is ‘praktijkassessment’ en (begeleiding bij) scholing mogelijk. (Voor meer informatie kijk bij www.stichtingbwn.nl/re-integratiedienstverlening).

Verrekening verdiensten

Bij inkomen uit arbeid (en dat kan zowel loonarbeid als zelfstandige arbeid zijn), worden de verdiensten (bijna altijd) verrekend met de uitkering. Welk percentage van de verdiensten in mindering wordt gebracht op de uitkering, hangt weer af van de verschillende fases van de WGA.

  • LGU, 70% verrekenen dat wil dus zeggen dat van elke verdiende euro de (ex)werknemer er 30 cent op vooruit gaat
  • LAU1, zelfde verrekening als bij de LGU; €1,- verdiensten is €0,30 meer inkomen
  • LAU2, de RVC wordt volledig ingehouden op uitkering
  • VVU, de verdiensten worden niet verrekend
Een rekenvoorbeeld
  • X heeft een WIA-maandloon van €3.000,- met een restverdiencapaciteit van €1.500,-; dus een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50%. Haar uitkering bedraagt 0,7 x 3.000 = €2.100,-
  • X gaat al snel aan het werk (zij zit nog in de LGU) en verdient €500,- per maand. Haar uitkering wordt dan 0,7 x (WIA-maandloon – verdiensten) oftewel 0,7 x (3000 - 500) = €1.750,-; haar totaalinkomen €1.750,- + €500,- = €2.250,-. X is er dus €150,- op vooruit gegaan (30% van 500).
  • De LGU eindigt (het omslagpunt). Als de verdiensten ongewijzigd blijven, verdient zij minder dan 50% van haar RVC en komt dus in de VVU. Zij is 50% arbeidsongeschikt; als uitkering staat daar 35% van het Wettelijk Minimum Loon tegenover – 0,35 x 1750 = € 612,50. Haar totaalinkomen zakt dan naar €612,50 + €500,- = €1.112,50.
  • Gelukkig krijgt X promotie en haar inkomen stijgt dan ook naar €800,- per maand. Van de VVU komt zij nu in de LAU2.Dat betekent voor haar uitkering 0,7 x (WIA-maandloon – RVC) oftewel 0.7 x (3000 – 1500) = €1050,-; totaalinkomen wordt dan €1.050,- + €800,- = €1.850,-.
  • X krijgt nog een keer promotie en gaat ook meer uren werken. Haar inkomen stijgt naar €1.600,- per maand. Nu gaat X van de LAU 2 naar de LAU 1. Haar uitkering wordt weer op een andere manier berekend: 0,7 x (WIA-maandloon – verdiensten) oftewel 0.7 x (3000 - 1600) = €1.400,-. Haar totaalinkomen wordt nu €1.400,- + €1.600,- = €3.000,-

Einde uitkering

De WIA-WGA kan om een aantal redenen eindigen. Dat kan vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd, het verblijven in detentie, het verhuizen naar het buitenland (niet EU, Zwitserland en verdragslanden). De WIA-WGA kan ook eindigen als na een herbeoordeling is vastgesteld dat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% bedraagt. Tot slot kan de WIA-WGA eindigen omdat het inkomen uit arbeid (loondienst of zelfstandige arbeid) méér bedraagt dat 65% van het maatmanloon. Vanaf dat moment stopt de WIA-WGA na 12 maanden (als de (ex)-werknemer nog in de LGU zit, bij het einde van de LGU).

Herleving

Is de WGA-uitkering beëindigd op grond van verdiensten (méér dan 65% van het oude loon)? En de gezondheid verslechtert weer - met dezelfde oorzaak als die bij de oorspronkelijke uitval? Dan kan binnen een termijn van 5 jaar na beëindiging van de uitkering, om een herleving van die uitkering worden gevraagd. De reden van de herleving is dan verslechtering van de gezondheid door dezelfde oorzaak als bij de oorspronkelijke uitval.


IVA-uitkering

IVA staat voor Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. Deze uitkering is bedoeld voor (ex-)werknemers die minder dan 20% van hun oude loon kunnen verdienen. Niet alleen op moment van beoordelen, maar ook met grote waarschijnlijkheid in de toekomst; dus voor (ex-)werknemers die volledig én duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De uitkering bedraagt 75% van het WIA-maandloon (dit is het loon van de laatste 12 maanden voordat de (ex)werknemer ziek werd, gedeeld door 12). Dit percentage blijft gelijk (en dus ook de uitkering) tot aan AOW-leeftijd.

Re-integratie

Van de (ex-)werknemer met een IVA-uitkering wordt niet meer verwacht dat hij/zij inkomen uit arbeid kan verdienen. Begeleiding, re-integratieondersteuning en scholing (door UWV WERKbedrijf, re-integratie bedrijven en scholingsinstituten) is dan ook niet meer van toepassing. Wel is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van plan een experiment te starten en via dit experiment “(…) dienstverlening en inzet van alle instrumenten voor IVA/DGA uitkeringsgerechtigden mogelijk te maken. Het gaat om de instrumenten persoonlijke ondersteuning, scholing, IPS, de trajecten ‘Werkfit’ en ‘Naar werk’ loondispensatie en proefplaatsing.”

Verdiensten

Toch komt het voor dat (ex-)werknemers met een IVA-uitkering inkomen uit arbeid (loondienst of zelfstandige arbeid) kunnen verdienen. Soms kan de gezondheid toch wezenlijk verbeteren of is er een werkgever die een functie zo weet aan te passen aan de mogelijkheden van de (ex-)werknemer, dat hij/zij toch kan functioneren. In andere gevallen kan zelfstandige arbeid de vrijheid bieden te werken naar eigen mogelijkheden. Tot 20% van het laatstverdiende loon mag de (ex-)werknemer verdienen, met behoud van zijn/haar IVA-recht. De verdiensten worden verrekend met de uitkering – 70% wordt ingehouden; van elke verdiende euro houdt de (ex-)werknemer €0,30 over.

Einde uitkering

De WIA-IVA kan om en aantal redenen eindigen. Dat kan vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd, het verblijven in detentie, het verhuizen naar het buitenland (niet EU, Zwitserland en verdragslanden). De IVA kan ook eindigen op grond van verdiensten (inkomen uit arbeid). Als de (ex)werknemer 12 maanden aaneengesloten méér dan 20% van zijn/haar laatstverdiende loon verdient, eindigt de IVA. Er is dan mogelijk wel recht op een WGA-uitkering – en re-integratie ondersteuning.


Eigen risicodrager

Elke werkgever moet haar werknemers verzekeren voor de WIA, de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Meestal gebeurt dat bij UWV. UWV voert de WIA uit, de kosten hiervan komen voor rekening van de werkgever, die hiervoor WIA-premie betaalt. De WIA- premie bestaat uit een vaste basispremie en een variabele premie (hoogte is afhankelijk is van de WIA-instroom van het specifieke bedrijf).

Sommige werkgevers willen zelf het risico van de uitkeringslasten en re-integratiekosten dragen; of daar een particuliere verzekeraar voor inschakelen. Deze werkevers worden Eigen Risico Drager genoemd. Zij dragen dan alleen de basispremie af (en eventuele premies aan de particuliere verzekeraar). De WGA-uitkering wordt bij de Eigen Risicodrager meestal betaald door UWV aan (ex-)werknemer; werkgever betaalt dan UWV (in jargon: UWV betaalt en verhaalt). In sommige gevallen betaalt de werkgever direct aan de (ex-)werknemer.

Het Eigen Risico geldt alleen voor de WGA-uitkering. De IVA-uitkering valt altijd ten laste van UWV.


Kunnen wij u helpen?
Heeft u vragen over Sociale zekerheid of Wmo